|
||||||||
|
Het is intussen alweer zeven jaar geleden dat het toenmalige Senegalees-Begische trio Tamala iedereen omver blies met zijn debuutplaat, waarvan de titel intussen de groepsnaam is geworden. Kora-spelers Mola Sylla en Bao Sissoko werden vergezeld door een heus instituut uit onze folkwereld, Wouter Vandenabeele, een man van duizend muziekjes en evenveel samenwerkingen, dwars door alle genregrenzen heen. Een paar jaar later was er “Lumba”, waarop onder anderen de in deze kolommen uitvoerig geprezen Mari Kalkun haar kantele-kunsten mocht etaleren en waarop we ook voor het eerst harmonicaman Olivier Vander Bauwede op een paar nummers konden horen. Vandaag is er de derde plaat en, waar de oorspronkelijke formule in trio-formaat nog heel lang had kunnen doorgaan op het elan van de eerste twee platen, wordt Olivier nu vast lid van wat intussen dus een heus kwartet is geworden. Plaattitel “Diboli” betekent ongeveer “het feest van de oogst” en wat we te horen krijgen is aan de ene kant de verderzetting van het vertrouwde geluid van Tamala, maar dan wel aangevuld, nee, “uitgebreid” is correcter met de blues-accenten die de muziek nodig had om nog globaler te gaan klinken. Niet dat ik bezwaar had tegen de uitgesproken Afrikaanse klanken van vroeger, maar dit gaat zoveel breder: de immer zoetgevooisde Sylla en Sissoko krijgen er als het ware een heuse stem bij, doordat Vander Bauwede zo ragfijn de Mississippi-delta op de plaat binnenbrengt, dat je met flink wat waarschijnlijkheid kunt voorspellen dat deze plaat wereldwijd bijzonder hoge ogen gaat gooien. Daar is alle reden toe, al vind ik persoonlijk dat de plaat ietsje langer had mogen duren dan de 32 minuten die de luisteraar gegund zijn, maar dit gezegd zijnde, de zes songs zijn van een zodanig hoog niveau, dat de wereldwijde erkenning een kwestie van tijd mag geacht worden. Opener “Garap” (boom) staat symbool voor de hele natuur, die de mensen voedt en waarvoor de mensen dus maar beter het nodige respect aan de dag kunnen leggen. De toon wordt meteen gezet: de kora’s leiden in, waarna de viool invalt en het kader helemaal uitgetekend lijkt. Tot je opmerkt dat er zowaar ook een gitaar aan het werk is en die blijkt door Olivier bespeeld te worden. Op slag zit je helemaal in Afrika, zeker als alle stemmen tegelijk het bezwerende refrein blijven herhalen. “Xeesal” (het bleken van de huid) draait om de boodschap dat we misschien best leren een beetje tevreden te zijn met hoe we eruit zien en niet meteen tot allerhande ingrepen over te gaan, waarvan we niet eens weten of ze onze gezondheid niet bedreigen. “May Ma Sara” is een puur liefdeslied, waarin de zanger om de hand van Sara vraagt, begeleid door heerlijke mondharpklanken, die je aan Taj Mahal doen denken”Kiñaan”, ook al met geweldig harmonicawerk, handelt dan weer over jaloezie, die een mens letterlijk kapot kan maken en de instrumentale track “Alkebulan (moeder van de mensheid” is een collectieve improvisatie van de vier, met nogal wat nadruk op de ongewone klanken die je aan een instrument kan ontlokken, als je het maar goed genoeg kunt bespelen. Alles bijeen is dit nog maar eens een geweldige plaat van dichtbij onze voordeur. Het wordt nu al uitkijken naar de tournee, die ongetwijfeld met het verschijnen van de CD gepaard zal gaan. Om te beginnen kan dat in Ter Vesten in Beveren op 22 november en Het Bolwerk in Vilvoorde op 11 december. (Dani Heyvaert)
|